MKI zonder D: eerlijker, helderder, effectiever
Waarom de GWW-sector af moet van fictieve circulariteit
Vanaf 2027 worden publieke opdrachtgevers wettelijk verplicht om bij GWW-aanbestedingen minimale milieuprestatie-eisen op te nemen voor asfalt, beton en staal. Deze maatregel van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat moet zorgen voor minder CO₂-uitstoot, meer innovatie in de sector en meer eenduidigheid in aanbestedingsprocedures. De milieubelasting van materialen moet worden uitgedrukt in de Milieukostenindicator (MKI), en die MKI wordt voortaan leidend.
Een goede ontwikkeling, zou je denken. Maar juist omdat die MKI straks juridisch en financieel bepalend is, moeten we kritisch kijken naar hoe die score tot stand komt. En daarin speelt Module D een problematische rol.
Wat gaat de nieuwe wetgeving precies betekenen?
De wet maakt van MKI-sturing geen vrijblijvende ambitie meer, maar een harde eis. Publieke opdrachtgevers worden verplicht om de milieuprestatie van toegepaste materialen meetbaar en vergelijkbaar te maken, met duidelijke gevolgen voor ontwerpkeuzes en inschrijvers. De Kamerbrief van 31 mei 2024 bevestigt deze lijn: “Daarnaast zal ik, om de markt te blijven uitdagen en eenduidigheid te bieden, opdrachtgevers wettelijk verplichten om de MKI mee te nemen in aanbestedingen van grote projecten” (Kamerstuk IENW/BSK-2024/143375, p. 5).
De wet kent vier belangrijke onderdelen:
- Vanaf 2027 worden minimale MKI-eisen verplicht bij GWW-aanbestedingen.
- Bij grote projecten wordt MKI een verplicht gunningscriterium binnen BPKV-aanpak.
- De eisen worden landelijk vastgesteld en beheerd door een commissie van experts.
- Een centraal MKI-expertisecentrum en protocollen ondersteunen de implementatie.
Hoe werkt de MKI eigenlijk?
De MKI is gebaseerd op een levenscyclusanalyse (LCA), waarin je de milieubelasting van een product over zijn hele levensduur meeneemt. De score is opgebouwd uit vier modules:
- A: grondstofwinning, productie, transport en aanleg (A1–A5)
- B: gebruiksfase, onderhoud en energieverbruik (B1–B7)
- C: sloop, verwerking en afvoer (C1–C4)
- D: potentiële milieuwinst ná de levensduur, bijvoorbeeld door hergebruik of recycling
De meeste uitstoot zit in module A1–A3, de productiefase. Dat is precies de fase waarop je directe invloed hebt bij ontwerp, materiaalkeuze en uitvoering. Toch gebeurt het steeds vaker dat ook Module D wordt meegeteld in de MKI-totaalscore — en daar begint het te wringen.
Wat doet Module D — en waarom is dat een probleem?
Module D beloont materialen op basis van aannames over de toekomst. Als een producent stelt dat zijn asfalt of beton over 30 jaar volledig wordt gerecycled, dan mag hij die toekomstige milieuwinst alvast in mindering brengen op zijn MKI-score van vandaag. Het maakt dus niet uit of het materiaal nu veel uitstoot veroorzaakt; als je een goed hergebruikverhaal op papier zet, kom je alsnog goed uit de rekenmethode.
En het wordt nog gekker: wie vandaag al circulair werkt — bijvoorbeeld met hergebruikte klinkers of secundair beton — krijgt juist géén winst in Module D. Die materialen hebben immers al een eerdere levenscyclus gehad, en die winst is zogenaamd al verrekend. In praktijk betekent dat:
- wie nu al gerecycled materiaal toepast, krijgt geen waardering;
- wie een toekomstverhaal schrijft over recycling, scoort beter.
Dat ondermijnt het hele doel van de MKI als sturingsinstrument voor minder uitstoot en meer hergebruik.
Wat zie je hiervan terug in de praktijk?
De scheefgroei is niet theoretisch. In aanbestedingen zien we al voorbeelden waarin producten met hogere uitstoot in de A-modules tóch een lagere MKI hebben, puur dankzij de ‘korting’ van Module D. Een paar illustraties:
- Een asfaltproducent werkt met primair materiaal, maar claimt 100% recycling in 2055. Hij scoort lager in MKI dan een partij die nu al gerecycled asfalt toepast.
- Een gemeente gebruikt klinkers uit depot. Die hebben nauwelijks milieubelasting, maar krijgen ook geen plus in D. Ze verdwijnen simpelweg uit de score.
- Twee betonproducten worden aangeboden. Één gebruikt puingranulaat uit de regio, de ander vers cement en grind, maar met een hergebruikclaim. De tweede scoort beter — niet omdat het product beter is, maar omdat de systematiek D meerekent.
Hierdoor ontstaan aanbestedingen waarin niet de duurzaamste oplossing wint, maar de beste voorspelling over de toekomst.
Wat zeggen Europese regels hierover?
Volgens EN 15804, de Europese norm voor levenscyclusanalyses van bouwproducten, mag Module D niet worden opgeteld bij modules A tot en met C. De onderliggende principes zijn namelijk fundamenteel verschillend: D kijkt buiten de systeemgrens en gebruikt een andere allocatiemethode (de ‘avoided burden’-aanpak).
Toch gebeurt dit in Nederland geregeld, bijvoorbeeld in DuboCalc of andere standaard LCA-tools. En dat is niet alleen methodologisch discutabel, het is ook juridisch risicovol. De parallellen met de stikstofjurisprudentie zijn duidelijk: in meerdere zaken oordeelde de Raad van State dat toekomstige milieuwinst niet mag worden meegeteld om uitstoot vandaag te compenseren.
Wat zegt de Kamerbrief over de rol van Module D?
De brief van 31 mei 2024 bevestigt dat de opdrachtgever bepaalt welke modules in scope zijn: “Voor een project is het aan de opdrachtgever om te bepalen welke levensfasen worden meegenomen en zogezegd ‘in-scope’ zijn” (IENW/BSK-2024/143375, p. 21). In reconstructieprojecten wordt aanbevolen om ook C en D mee te nemen, mits hergebruik aantoonbaar is. Dat onderstreept: Module D is geen verplicht onderdeel van de MKI-score, maar een beleidsmatige keuze.
Wat moet er gebeuren?
Als de MKI straks verplicht en bepalend wordt, dan moet het systeem wel eerlijk zijn. Er zijn vier stappen die we nu kunnen zetten om de MKI geloofwaardig en circulair toepasbaar te maken:
- Gebruik alleen modules A1–A3 (of A–C) voor beoordeling en gunning.Dat zijn de modules die je kunt beïnvloeden én controleren. Laat toekomstige beloften buiten de score.
- Toon Module D alleen als informatie, niet als korting.Het is prima om D als bijlage of monitoringlaag mee te geven, maar het hoort geen rol te spelen in de totaalscore waarop je gunt.
- Erken hergebruik binnen de MKI zelf.
- Verlaag of schrap A1–A3 als er geen productie meer plaatsvindt (denk aan depotmateriaal);
- Gebruik aangepaste MKI-waarden die alleen transport, sorteren en herinzet meenemen;
- Of pas een correctiefactor toe, bijvoorbeeld -30% bij aantoonbaar circulair materiaalgebruik.
- Leg dit expliciet vast in je aanbestedingsleidraad.Maak duidelijk welke modules je meeneemt en hoe hergebruik wordt gewaardeerd, zodat inschrijvers weten waar ze aan toe zijn — en de duurzaamste aanpak ook echt loont.
Tot slot
De MKI-verplichting is een belangrijke stap in de verduurzaming van de GWW. Maar dan moeten we wel eerlijk rekenen. Niet belonen wat misschien ooit gebeurt, maar erkennen wat vandaag al circulair is opgelost. Dan pas wordt de MKI wat het moet zijn: een stuurmiddel dat ons vooruithelpt, niet een spreadsheet vol fictieve beloftes.
MKI zonder D: eerlijker, helderder, effectiever.
Bronverwijzingen:
- Rijksoverheid: Verduurzaming van grond-, weg- en waterbouw
- Duurzaam GWW: Meer sturing in de GWW met MKI
- Duurzame-infra.nl: Sturen met MKI in de GWW-sector
- TNO-rapport: Nadere duiding van de baten en lasten in module D
- C-creators: MKI handreiking BUCH
- Royal HaskoningDHV: 6 Lessen voor het beter benutten van de MilieuKostenIndicator